Nu op de radio: Ons Eiland, Altijd Dichtbij

Een verslag van De Flakkeese Dagen

Foto
Een plek die mensen en muziek bij elkaar brengt

Hermen Groenendijk schreef voor het schrijfvak dat hij volgt aan de Universiteit van Amsterdam een uitgebreid verslag van de Flakkeese Dagen 2016. Hieronder volgt een gedeelte van zijn verslag.

Een biertje in de ene hand, terwijl de ander onvermoeibaar de handen van oude bekenden schudt. Naarmate er meer plastic bekers die eerste hand passeren, worden dit stevige omhelzingen. De geur van verse modder, die in dikke klodders op je schoenen en broek terug te vinden is en de smaak van bier in je mond, want dat drink je hier nou eenmaal in overvloed. Wanneer je je blik door het publiek laat glijden zie je her en der een oude rocker met lang haar en een leren jackie, groepjes jongeren, en zelfs ouders met kinderen. De stevig bebaarde presentator kondigt de eerste band aan. Terwijl de regen hard op het zeil van een van de twee festivaltenten tikt, wordt er afgetikt voor het eerste nummer dat dit weekend gespeeld wordt. Hoofden beginnen mee te bewegen op de zonet ingezette gitaarakkoorden en een moeder zet nog snel een grote bouwkoptelefoon op het hoofd van haar kleine zoontje. Kroegen moeten het even zonder hun stamgasten doen en verjaardagen worden nog een weekendje uitgesteld; hét muziekfestijn van het eiland is weer begonnen.

Het is vrijdagavond 15 april 2016, de eerste dag van de Flakkeese Dagen, een festival dat buiten het eiland Goeree-Overflakkee weinig weerklank vindt, maar voor de inwoners van dit eiland iets is om ieder jaar naar weer te keren. Het festival wordt georganiseerd door de stichting Jailhouse, die voort is gekomen uit een in begin jaren tachtig gesticht jongerencentrum. Na meer dan dertig jaar biedt Jailhouse nog steeds een podium voor het muzikale talent dat het eiland huisvest.

In 1989 vond de eerste editie plaats van de Flakkeese Dagen in het toenmalige Jailhouse-gebouwtje, met 7 bands en 125 bezoekers. Dit jaar zijn staan bijna dertig acts twee dagen lang op het podium, er komen circa 2500 bezoekers af de twee grote tenten op een bedrijventerrein aan de rand van het dorpje Middelharnis. Een van de dingen die het festival zo speciaal maakt, is dat er alleen bands spelen die van het eiland komen of hier een aantoonbare connectie mee hebben. Dit resulteert in zeer uiteenlopende muziekstijlen en veel bekende gezichten op het podium.

De vrijdagavond loopt op zijn eind, en terwijl de tent volstroomt voor de laatste band, raken de bierglazen steeds leger. Op het podium staat nu Distortion, een band die tamme top-40 nummers omtovert tot heftige rock. De bandleden hebben zichzelf ook omgetoverd tot hun alter ego, zo draagt de ene gitarist enkel een hempje en laat hij zijn uren in de sportschool gelden door overdreven zijn spieren aan te spannen. Aan de andere kant van het podium is Lex te vinden, het alter ego van Arwin Troost, die de arrogante rockster uithangt en regelmatig een middelvinger de lucht in priemt. De grote kale drummer, waarvan we halverwege de set te weten komen dat zijn shirt twee grote tepelpiercings verbergt, tikt af voor het laatste nummer: ‘Why tell me why’ van Anita Meyer. Vooraan het podium wordt een moshpit gebouwd: de plek waar mensen hun door de gespeelde muziek opwellend enthousiasme of zelfs agressie kwijt kunnen. Dit geschiedt door tegen elkaar aan te beuken en te springen tot de festivalhekken aan alle kanten van de ruimte schudden. De meeste meisjes springen naar achteren of worden beschermd door hun vriendje, maar een klein meisje met lang blond haar werpt zich dapper op het tumult van rondzwiepend alternatief gekleurd haar en testosteron. Ze wordt rondgeslingerd als een barbiepop en belandt al snel op de grond, maar waar één hand haar op de grond duwde, reiken er al vier om haar overeind te helpen. Lex staat inmiddels op een kleine verhoging een verschrikkelijk ingewikkeld uitziend en klinkend solo te spelen, terwijl de zangeres zijn egotrip-momentje afkeurend gadeslaat.

Het is inmiddels zaterdag, en terwijl de zon in de plassen van de dag ervoor weerkaatst, spreekt de backstagecrew nog een laatste keer het programma door. Ogen met diepe wallen steken boven koppen koffie uit, een enkeling heeft zich alweer aan het bier gewaagd. Een van de medewerkers drinkt uit een grote koeienhoorn die hij daarna weer in een huls aan zijn riem steekt. De backstagemanager Tim Strijbosch benadrukt nog eens de vriendensfeer die er backstage hangt. ‘Het is vrij moeilijk om in het backstageteam te komen, omdat het zo’n hechte groep is. Wanneer je erin komt bestaat er een soort hiërarchie; de nieuwelingen moeten vaker bier halen en worden soms aan een festivalhek getapet of hun Dixi wordt omgeduwd wanneer ze naar de wc gaan.’ Voor elke editie van het festival krijgt de crew een nieuw T-shirt. De T-shirts zijn als de strepen op een uniform en zorgen voor aanzien onder de medewerkers. Tim vertelt hoe iedereen op het festival elkaar accepteert en als gelijke ziet, zodat de bewakers ook een rustig weekendje hebben. De vriendin van Tim, Marthe van der Jagt, is voor het eerst op het Flakkeese festival en helpt ook backstage mee. ‘Ik ga vaak naar festivals en concerten, maar hier is de sfeer veel losser en begint iedereen spontaan een gesprek.’ Marthe vertelt hoe ze zich gelijk geaccepteerd voelde en hoe ze de muziek voor een kleiner festival verassend goed vond.

Voor de twee grote tenten loopt het festivalterrein langzaamaan vol. De paraplu’s hebben plaats gemaakt voor zonnebrillen. Tussen de bewaking loopt zoals ieder jaar weer de knappe dame, waarvan ik haar naam nog steeds niet gevraagd heb, waarschijnlijk omdat ze overkomt als het meisje dat eerder iemands benen dan een van haar nagels breekt. In de frietkraam staat weer de vrouw met de blonde krullen en achter de kassa kijkt een bekend gezicht mij aan. De grote houten loopplaten kraken licht onder de laarzen en kisten van hen die slim genoeg waren om hun nette schoenen thuis te laten.

Na de laatste acts blijven de medewerkers nog even hangen met de overgebleven potten snoep en halflege fusten als gezelschap. Na een uitbundig afscheid stappen ze op hun fiets om via een lange tocht door de polder hun bed te bereiken. De volgende dag zullen zij tevreden hun festivalshirt op de ieder jaar groter wordende stapel leggen.